Over het Theehuis van John Körmeling

“Dames” en “heren”

Het theehuis dat sinds enige maanden de kleine, groene weide siert als iets dat er altijd al gestaan heeft, is de uitkomst van veel. Natuurlijk is dit zo, niets ontstaat vanzelf. Maar het tegengestelde is ook waar: als wij niets ondernemen zal er vanzelf iets ontstaan uit wat voorhanden is. Wel zeker. “Vanzelf gaat de zon op” of “Het komt vanzelf wel goed”, zo zegt men. Grote krachten zijn aan het werk als er vanzelf iets ontstaat. Zou het mogelijk zijn die krachten te gebruiken, ze naar eigen hand te zetten; is het mogelijk te mobiliseren wat vanzelf gaat? Het lijkt erop dat de maker van het theehuis, John Kormeling, dit kan.
Deze jong gebleven vijftiger, een leeftijd waarop ervaring en ambitie samenvloeien, waarop de zin voor traditie zich moeiteloos paart met revolutionaire impulsen, waarop lichaam en geest zoals bij een 10 -jarig kind een krachtig geheel vormen, deze ontwerper van de automobiel, deze geest van het reuzenrad, deze bedenker van de kortste snelweg, grossiert in “ja-maar-zo kan-ik-het-ook ” ontwerpen. ontwerpen die eruit zien alsof ze op een vrije zaterdagmiddag ontstaan zijn. ontwerpen die in een stripboek niet zouden misstaan.
Het theehuis in het Valkenberg park in Breda heeft nadrukkelijk een rode vloer. Er gaat een trap naar beneden en als men daar is, dan leest men op de toiletdeuren de door de architect eigenhandig geschreven woorden “Dames” en “Heren”. De architect heeft zijn bouwwerk gesigneerd. Dit is het moment dat we ingewijd worden in andermans wereld, die van de architect. Het handschrift werkt provocatief; wij worden hier direct aangesproken en worden als genodigden in een eigen ruimte toegelaten, waar we niemand anders zullen tolereren dan onszelf. En zijn signatuur is ons toegangsbewijs.
De architect richt zich tot iedereen. Dames en Heren! Hij richt zich tot de wereld.

De basis van het theehuis is de vloer. De vloer is als een vlot dat drijft. Een vlot is als een vloer op drift. Bepalend voor de lichtheid van het theehuis is de omgeving. Het golvende grasveld lijkt het vlot op te tillen, elke verandering van licht en lucht wordt weerkaatst in het gebouw. Het is de kwaliteit van het ontwerp waardoor de effecten van buiten vrij spel hebben. Hoe eenvoudiger het bouwwerk, hoe beter het blijkt toegerust om het onverwachte, dat van buiten komt, op te nemen. Een vlot is geen schip waarvan men de diepgang en de weerstaand tegen hoge golven berekend heeft. Een vlot is het voertuig van de enkeling die zich moet zien te redden. Het onbewoond eiland waar elk vlot uiteindelijk strandt, is de plek waar vormen zullen (moeten) ontstaan voor een bewoonde wereld. De enkeling die naar eigen behoeften en inzichten handelt, creeert uiteindelijk een bewoonbare wereld. De man op het vlot wordt als de boer die op het land staat en in de verte tuurt. Iemand die alles goed in de gaten houdt: vanaf de wolken die over het land trekken tot al het andere wat zich daaronder in steden en op de snelwegen daartussen, afspeelt. om zich vrij te bewegen en een gevoel van vrijheid te hebben is het nodig een gevoel van ruimte te hebben om ondanks de vele beperkingen die een goed georganiseerde samenleving met zich mee brengt,te kunnen blijven denken. Vrijheid is geen luxe maar een noodzaak om te leven.

Nadat wij ons achter de deuren van Dames en Heren” hebben bevrijd van eigen last en naar boven lopen, zijn wij bewoner van een gestrand vlot geworden. Wij zijn deel van een grotere wereld. Van een wereld die groot is, weten we dat het in verandering is; oorlogen worden aangewakkerd en andere weer beëindigd, sterrenstelsels vallen uiteen of vormen zich, een kind stopt met pianoles of valt van de trap, koffie wordt gemorst op de tafel, hier een zonsondergang en daar een stoplicht. Dit alles weten we. “Dit hier terwijl daar”. In dit vergelijk heeft de eigen positie een wankele status en is voortdurend aan relativering onderhevig. Deze wankele status eist een inzicht in de beperkingen van de plek waar men zich bevindt. En de omgang met die beperkingen dwingt en inspireert de architect tot het definiëren van ruimte, ergens, voor iemand. D.w.z. deuren, ramen, muren, een daklijst, een vloer, een trap, een deurklink, een stopcontact.

Ruimte is in het werk van John Kormeling geindividualiseerd en spiegelt de wereld van het individu. Ruimte als eigendom, als iets dat een bezit is van mensen, komen we op vele manieren in zijn werk tegen. Het meest uitgesproken, wat dit betreft, in zijn ontwerpen van auto¹s. Automobiel betekent: zelf bewegen. De auto zet zichzelf in beweging en maakt dat het individu zich als vanzelf verplaatsen kan, vrij. De auto is het vakantie voertuig bij uitstek en de reiziger is de vrije enkeling op drift in de wereld maar die tegelijkertijd zijn eigen omgeving niet verlaat. De scheiding van het individu en de wereld is nergens zo nadrukkelijk als in een auto. Elk contact met de medemens is een botsing, waar ten minste politie en de verzekering aan te pas komen. Dit uitgangspunt, dat architectuur ruimte individualiseert en zo de mogelijkheid creëert om vrij te zijn, betekent dat de architect de vrijheid van het individu een vorm geeft, een vorm die deze vrijheid beschermt.

De ontwikkeling van het eigen handelen en de verkondiging van inzichten die daaruit voortkomen, behoren tot het repertoire van de vrijdenker waar de geschiedenis van de architectuur rijk aan is: Le Corbusier, Melnikov en dichter bij huis, Rietveld. John Kormeling is ook zo een vrijdenker. Vanuit het zelf bepaalde, individuele standpunt worden ideeën ontwikkelt over hoe, met welke middelen en met welke vormen te werk te gaan, maar vooral ook in beweging te blijven in het grotere verband. Hij ontwerpt architectuur die deze beweeglijkheid omvatten kan en die de vrijheid, die het individu nodig heeft om vanuit een zekere autonomie te kunnen bestaan, waarborgen geeft. Ruimte behoort de mensen toe, impliciet het uitzicht, als projectiescherm van hun denken. Voor de vrijdenker is het denken beweeglijkheid, de motor van het voertuig dat wij zelf zijn. Denken is een innerlijke, strikt persoonlijke vorm van beweeglijkheid, waarop iedereen zich verlaten kan en deze bron levert “als vanzelf” ideeën voor de invulling van vormen van vrijheid.

De auto, een rijdende vloer, de Parkeerplaats, een oprolbare vloer en het theehuis is een drijvende vloer. In zijn “Goed boek” wijst John Kormeling ons op een firma in Israël die een vliegende vloer heeft ontworpen. De vloer, het vlot, als beschermd, dus vrij gebied voor de enkeling. Deze volstrekt vanzelfsprekende ruimte, die ieder die zichzelf respecteert, zal weten te veroveren, is een van de constanten in het werk van John Kormeling. Deze vloer is per definitie a-historisch, omdat het als ruimte nieuw zal zijn en gebonden is aan het primaire zelfbeschikkingsrecht van het individu. In deze ruimte waar het eigen handelen en het eigen denken vrij spel heeft, zal architectuur geen representatieve functie vervullen. Het ontwerp van het theehuis is dan ook wars van elke vorm van status, stijl en stand. Het representeert niets, omdat het een theehuis is. Dit is de reden waarom het theehuis ons zo bekend voorkomt en ons goedgemutst houdt. Het ontwerp van het theehuis is door het a-representatieve karakter sober en functioneel. Het gevolg hiervan is minimaal materiaal gebruik maar ook de in één oogopslag te vatten organisatie van ruimten en routing. Dit alles brengt in zekere zin een ode aan de gebruiker en bezoeker. Het glazen gebouwtje wordt herinnering voor iemand die het waarneemt. De menselijke maat is nadrukkelijk aanwezig, zoals in bijna al zijn werk. Het gevoel binnen te zijn, ontstaat vanzelf, zonder ritueel en wordt versterkt door de aanwezigheid van andere bezoekers. Men zoekt er vergeefs naar expliciete schoonheid. Er zijn kleine details, een slotpen die door de deurlijst steekt, de uit meerdere profielen samengestelde, fragiele hoekprofielen, een terugvallend vlak onder een raam, een kapstok. Een constructie zonder diagonalen. Alleen in de berekening van lengte, breedte en hoogte speelden zij een rol. Maar vooral, kamer in de wind op rode vloer, glazen tent in Hollands weer. Vakantiedak. Er is tijd. Lichthuis voor Kermis en Kerstmis. oh, heerlijke kauwgum met soep en chocolade.

11-11-2002 Henk Visch

( tekst voor een uitgave van de Gemeente Breda:Kunst in de openbare ruimte, november 2002, nr.8, Theehuis, John körmeling)

Top