EN
Twee vogels, een steen en een paard
Ik wandelde met Wako in een drukke straat in Berlijn, waar mensen in kleurige kleding ons zwijgend tegemoetkwamen en anderen ons lachend en pratend voorbijliepen. Wij kennen elkaar sinds de Dokumenta X van 1992. In de loop der jaren zijn wij vrienden geworden. Dit is één van de mooie dingen van het ouder worden. Wako vroeg mij iets te zeggen over de tentoonstelling, die zal openen op 8 september 2012 en waarin ik samen met Kristina Berning en Ayse Erkman werken zal tonen. “Henk, waar gaat het over, wat wil je laten zien en waarom heb je deze kunstenaars gekozen”. We vonden een bankje bij een verlaten vliegveld en tuurden over lege startbanen, waar nu moeders met kinderwagens wandelden en kinderen vrij rond renden. Ik antwoordde hem, dat de grote zee zeer machtig is en dat elk gesprek, ook het gesprek over kunst, niet alleen communicatie, maar ook een verhaal is, waarin gebeurtenissen elkaar opvolgen: door de taal wordt een chronologie en daardoor een oorzakelijk verband geïnstalleerd. Als ik spreek over kunst wil ik niet in deze val raken en wil ik de oneindigheid en de wildheid van het denken gebruiken.
Wako keek mijn ernstig, maar verbaasd met grote ogen aan: “Zo ken ik je “, zei hij.
De tentoonstelling gaat vooral over onzichtbaarheden. Er is geen script, maar er is toch een verhaal. Eigenlijk zijn er heel veel verhalen maar alleen die verhalen, die gaan over onzichtbare vogels, onzichtbare stenen en een onzichtbaar paard worden hier verteld. Dat is wel bijzonder.
Maar de tentoonstelling gaat ook over wat er is maar door niemand opgemerkt wordt, het onderliggende, het cultuurloze, waarzonder er geen vanzelfsprekenheid is en dus geen vrede. Meer concreet zal de tentoonstelling gaan over iets dat valt, maar niet de bodem bereikt. Wij zeggen hoe wij onszelf noemen, maar niet hoe wij heten. Dit is te moeilijk en heeft alles te maken met de rusteloosheid in de maatschappij en het verdriet, dat geen woorden kent. De donkere nacht kan ik niet buiten dit verhaal laten en de liefde, die niemand echt begrijpen kan, evenmin. De ruimte waar de tentoonstelling zich afspeelt is onbegrensd. De tentoonstelling gaat dus ook over dingen die er al waren voordat wij ze zagen en er ongevraagd zijn; de verloren schoen aan de straatkant, de voetbal in het gras, de omgevallen stoel, het boek in de regen op het natte tafelblad, de boodschappentas naast de twee bloempotten, het gebroken potlood, de scheur in mijn trui, de brandende zon en de halve maan, een geopend venster, een mooie hoed. Maar ook wil ik aandacht voor de pijn in je hals als je naar het blauw van de hemel kijkt, voor dat wat wij doen en willen en natuurlijk ook voor alles wat er gebeurt zonder dat wij daar invloed op hebben, zoals het bewegen van de bladeren op de wind, de stralende ogen, de ernstige blik en de rimpels in het gezicht, het wapperen van de flarden van een regenjas, het glimlachen van een blinde, de strelingen van geliefden in de bergen waar het regent en waar een man verdwaalt en struikelend in een gat verdwijnt. De tentoonstelling gaat ook over over vrachtauto’s die uiterst langzaam rijden met grootlicht aan, over ongelukken zonder reden, over de toevalligheid van vele zaken en het weinige wat wij kunnen doen om iets te veranderen; over de verandering die nooit zal komen, de hoop en het verlangen, het leven dat vluchtig is, maar ook over de onsterfelijkheid. Als alles leven is dan laat de tentoonstelling al het leven zien. Het leven van de man die op straat in slaap valt en van het meisje, dat een boek leest en geen huis heeft. Zij laat mensen zien die ’s nachts de stad ingaan; de jonge jongens met hun laag hangende broeken en de meisjes met hun blote armen, de man die op oude pantoffels sloft en niet weet waar hij is, de oorlogen die maar niet stoppen en het leven in een huis waar alles gaandeweg kwijtraakt en waar de kapotte lampen niet vervangen worden en deuren vastroesten in hun scharnieren. Er worden geschenken aangeboden en weer teruggegeven. Het ongepaste en het pijnlijke is er even belangrijk als het nodige. Belangrijke materialen zijn, naast gember, lucht en het licht van de ondergaande zon, tranparante klei met zwarte stippen van verschillende grootte, ochtend urine, de geur van het interieur van een nieuwe auto en een vreemde kleur blauw met gaten. De tentoonstelling is een ode aan het glas, waardoorheen wij kunnen kijken en is een liefdesverklaring aan de dieren die ons hart horen bonzen en onze voetstappen ruiken en die slapen in de zon, zij is een dankwoord aan díe zon op déze zondagmiddag. Zij is een troost voor het aapje in de dierentuin, dat zijn moeder verloor. Alle mensen die angstig zijn, zullen rustig worden en de donkere vaas op de vensterbank zal geen schaduw meer werpen. De tentoonstelling is opgedragen aan de ruziënde kinderen die niet weten wat zij willen en aan de vrouw die tevergeefs haar man roept, aan al het roepen dat niemand hoort, opgedragen aan de lijnen die verkrommen en de getallen die bedriegen, de nummers die vervagen en de dagen die donker worden, opgedragen aan de stilte die zwaar is en niet verbroken wordt en aan de bloemen zonder naam, aan de vissen die zwemmen in de stille oceaan.
Maar Wako, let op, want van al deze verhalen zul je er geen vinden die gaan over een waterput! Ook zul je geen verhaal vinden dat we kennen omdat wij er zelf in voorkomen, behalve als wij erin slapen of dood zijn. Ook geen verhalen over paleizen waarin portretten boven lege stoelen hangen of over de steden waarvan men zegt, dat er engelen wonen. Eén leugen zal er zeker in voorkomen maar dat zul je niet merken. Alle woorden die met een o beginnen komen er niet in voor, tenminste als de tweede letter een e is. Verhalen waarbij gedacht kan worden aan boortorens zijn niet van belang, behalve als ze erg klein zijn en er lief uitzien; verhalen over huisdieren zijn verboden. Niemand in het verhaal bezoekt een restaurant. Verhalen over zelf groente verbouwen in een zonnig heuvellandschap zul je er niet in vinden, maar er wordt vaak, heel vaak, tot 100.000 geteld en er wordt veel, heel veel water gedronken. Alles in een verhaal is goed; alle verhalen zijn goed.
“Alle verhalen ?”, vroeg Wako.
Ja, dat wil zeggen, alle verhalen die geen einde hebben, díe zijn goed. Het begin is overigens niet nodig, want dat is er al.
Henk Visch , juni 2012
Two birds, a stone and a horse
I was walking with Kiyoshi Wako down a busy street in Berlin, where people in colourful clothing approached us in silence and others walked past us laughing and talking. Wako and I have known each other since Documenta IX in 1992 and over the years we have become friends. That’s one of the wonderful things about growing older. Wako asked me to say something about the exhibition, which opens on 8 September 2012 and will be presenting art by Kristina Berning and Ayşe Erkmen alongside my own work. ‘What’s it about, Henk? What is it you want to show and why did you choose these artists?’ We found a bench at an abandoned airport and pondered upon empty runways, where mothers now stroll with prams and children run around freely. I answered him, responding that the great sea is very powerful and that each conversation, including the discussion about art, is not merely communication but is also a story, in which events follow each other in sequence: the language establishes a chronology and thus a causal connection. When I talk about art I don’t want to fall into this trap; I want to use the boundlessness and wildness of thought.
Eyes wide with surprise, Kiyoshi looked at me gravely. ‘That’s the Henk I know,’ he said.
The exhibition is primarily about invisibilities. It has no script, but there is a story nevertheless. There are in fact a great many stories, but only those stories which are about invisible birds, invisible rocks and an invisible horse will be related here. That is fairly unusual.
But the exhibition is also about what nobody notices, the underlying layers, the cultureless, without which there is no naturalness and thus no peace. More tangibly, the exhibition will be about something that falls but fails to reach the ground. We say what we call ourselves, but not what we are called. This is too difficult and ties in closely with the restlessness in society and the sorrow that cannot be expressed in words. I cannot leave the dark night out of this narrative, nor the love, which nobody can truly understand. The space where the exhibition is being staged is unbounded, so it is about things that were already there before we saw them and are uninvited; the lost shoe at the side of the street, the football in the grass, the toppled chair, the book in the rain on the wet tabletop, the carrier bag next to the two flowerpots, the broken pencil, the rip in my jumper, the searing sun and the half moon, an opened window, a beautiful hat. But I also want to draw attention to the ache in your neck if you look at the blue of the sky, to the things we do and desire, and of course to everything that happens without us being able to influence it, such as the stirring of the leaves on the wind, the shining eyes, the serious gaze and the wrinkles in the face, the flapping of the tatters of a raincoat, the smiles of a blind man, the caresses of lovers in the mountains where it rains and where a man loses his way and disappears, tumbling into a crevasse.
The exhibition is also about lorries that drive extremely slowly with glaring headlights, about inexplicable accidents, about the fortuity of many things and the little that we can do to change something; about the change that will never come about, the hope and the desire, the life that is fleeting, but about immortality, too. If everything is life then the exhibition shows all that life. The life of the man who falls asleep on the street and of the girl who reads a book and has no home. It shows people who head into the city at night; the young lads with their sagging trousers and the young women with their bare arms, the man who shuffles on old slippers and doesn’t know where he is, the wars that simply won’t stop and life in a house where everything is gradually lost and where the broken light bulbs aren’t replaced and doors are stuck on their rusted hinges. Gifts are offered and given back again. There the inappropriate and the painful is just as important as the necessary. Besides ginger, air and the light of the setting sun, the important materials include transparent clay with black dots of various size, morning urine, the aroma of the interior of a new car, and a strange shade of blue. The exhibition is an ode to glass, which we can look through, and is a declaration of love to the animals that hear our hearts thumping and smell our footsteps and sleep in the sun. It is a word of thanks to that sun on this Sunday afternoon. It is a comfort for the monkey in the zoo that lost its mother. All the people who are anxious will become calm and the dark vase on the windowsill will no longer cast a shadow. The exhibition is dedicated to the quarrelling children who don’t know what they want and to the wife who calls out to her husband in vain, to all the cries that nobody hears, dedicated to the lines that twist and the data that deceive, the numbers that fade and the days that become darker, dedicated to the silence that is heavy and uninterrupted, and to the flowers without a name, to the fish that swim unnoticed in the Pacific Ocean.
But Kiyoshi, bear in mind that among all these stories you won’t find any about a well! Nor will you find a story that we recognise because we appear in it ourselves, unless we are asleep or are dead. Nor are there any stories about palaces where portraits hang above empty chairs or about the cities that people claim are inhabited by angels. There will certainly be one lie in it, but you won’t notice it. All words that start with an “o” are not in it at least if the second letter is an “e”. Stories that might call oil rigs to mind are not important, unless they are terribly small and look sweet; stories about pets are forbidden. Nobody in the story visits a restaurant. You won’t find stories in it about cultivating your own vegetables in a sun-drenched hilly landscape, but people will often, very often, count to 100,000 and great volumes of water will be drunk there. Everything in a story is good; all the stories are good.
‘All the stories?’ Kiyoshi asked.
Yes, at least all the stories which don’t have an ending, those are good. The beginning isn’t necessary, by the way, because that already exists.
Henk Visch, June 2012