Geen vogels maar slangen…over het werk van Aaron van Erp

“Geen vogels maar slangen…”

 

 Aaron van Erp heeft bij zijn afstuderen aan de Kunstakademie in 2001 de tekst SOEP geschreven. Een openhartige tekst van een jonge kunstenaar, die door de gevolgen te beschrijven van de werking van ons brein op het creatieve proces, waar gedachten en beelden uiteenvallen voordat ze geformuleerd kunnen worden in begrijpelijke zinnen, zichzelf de vrijheid en de ruimte geeft, kunstenaar te zijn. Met deze inaugurele rede accepteert de kunstenaar alle problemen waarmee hij te maken krijgt. Hij noemt het gekscherend maar zelfbewust een Dissertatie, dit is een originele, wetenschappelijke verhandeling die geschreven wordt ter verkrijging van de doctorstitel. De tekst geeft inzicht in de praktijk van de kunstenaar; maakt van de kunstenaar een professor in obscure geschiedenissen.

Al schilderend probeer ik een beeld uit mijn geheugen te laten opduiken. Uit verschillende stukjes beeldend geheugen die in elkaar grijpen ontstaat een vaag idee voor een beeld. Als ik het beeld probeer te schilderen stuit ik op het probleem van het rijmen van de weke massa beeld in mijn hoofd, met de realiteit van verf op een doek, gesmeerd door een niet zo handige jongen. Het is een interessant probleem, uiteindelijk moeten de te wilde verbeelding en de te gebrekkige techniek zich aan elkaar onderwerpen. Maar niet zonder oorlog. Vaak is de oorlog hetgeen wat het leuk maakt.

De kunstenaar is gegijzeld door een levendig bewustzijn, waar de beweeglijkheid van het verstand voortdurend in de weg zit, zoals wanneer iemand je voor de voeten loopt.

s’Nachts borrelt de soepketel van de Herinnering. Hoe ouder de herinnering hoe langer hij heeft staan trekken, des te meer hij is opgelost in andere en des te meer andere herinneringen in hem zijn opgelost.

 Het pruttelen van de soep creëert nieuwe beelden, mengt feiten met fantasie. 

Vanuit de soeppan borrelen de geuren op van wat later een schilderij wordt, waar de mens een soort schim is, een fragment, meestal naakt en slechts aan de dubbele streep van een nieuwe Adidas broek te herkennen of het drinken van Cola Light. Nog naakter zijn de kamers, meestal met weinig ramen, koud waarschijnlijk en slecht gemeubileerd, zeker onbewoonbaar verklaard, en kale muren met slechte ventilatie. Soms een verlaten landschap met een hutje, een dode boom; donkere romantiek. Er wordt vaak gegeten, vlees, bijvoorbeeld geroosterde schildpad of kip of kreeft of spek. Het is er altijd feest. We zien geen stad waar men samenleeft maar kleine geïsoleerde gemeenschappen waarin de mens vrijelijk zijn eigen onvolmaaktheden botviert op de andere mens. Soms een stilleven. De afgebeelde mensen doen iets bijzonders alsof ze een geheime opdracht uitvoeren, deel zijn van een ritueel. Het lijkt alsof ze niet weten wat ze doen, er niet bij stil staan maar er geen probleem van maken; niet hoeven te weten, wat ze doen. De schilder geeft deze onschuldige zwervers, nomaden, een uit tedere kleuren bestaande omgeving. Voor de goede stemming en voor de toeschouwer, is er picturaal veel te genieten, waardoor wij blijven kijken. De mensen bestaan alsof ze een rest zijn van iets, een flard, afgescheurd van een ouder lichaam. Zij voelen zich in elke scene op hun gemak, ze zijn thuis, op hun plaats in het schilderij. Zij vertrouwen op onze bereidheid en inspanning om in onze verbeelding van de trefzekere roze penseelstreek een bloot been te maken of een voorhoofd of een vliegende speklap. Ja, de toeschouwer wordt, zonder enige waarschuwing, medeplichtig en overmoedig en onderwerpt vervolgens het schilderij aan een verhoor, maar weet nog niet dat de schilder het schilderij heeft gedicteerd zo veel mogelijk te zwijgen. De regie is in stevige handen. 

Elk schilderij toont een offerfeest. De mens verliest in de handeling: in wat en hoe hij “doende” is, verliest het zijn innerlijke samenhang. Dit maakt de toeschouwer onzeker.

Elk werk zou een scene kunnen zijn uit het Theatre de la Cruauté van Antonin Artaud opgevoerd in 1932, waar acteurs zichzelf verliezen in het theatrale gebaar en de handeling werkelijkheid wordt. Het is niet belangrijk wie we zijn, want in de werkelijkheid, deze hoogste instantie, zijn wij wat wij doen.

Cándido López is een Argentijnse schilder die in een van de vele oorlogen tussen Paraguay, Argentinië, Brazilië en Uruguay in de 19de eeuw een arm verloor en besloot de gruwel van de oorlog te aanvaarden door het te schilderen. Aaron van Erp gaat nadat hij SOEP geschreven heeft naar Paraguay en hij vindt deze arm op het slagveld met nog wat haar en bloed en hij maakt er direct zijn penseel van. Zijn werk ís dus voortaan het werk van een kunstenaar met het penseel gemaakt van een bebloede afgehakte arm. Elk lijntje is trefzeker als de kneep van een fysiotherapeut. Hij schildert zijn figuren niet; zij doemen op door een trefzekere tik, hij slaat ze op het doek. Zij worden hierdoor menselijk én aandoenlijk. 

Een handeling en een plaats, ergens. Verhalen ontstaan vanzelf, er gebeurt altijd iets of van alles: vallen, vechten, met stokken zwaaien, een vlag planten, aan tafel zitten, in het bad zitten, van een paard vallen, voor dood liggen, op een stoel staan, op een tafel klimmen, een verpleegster zijn, een inktvis verjagen, Julius Caesar zijn, kruipen over de vloer als een hond of een keukenprinses zijn. Dit alles is nog niet zo gek als het lijkt. Dit is precies wat mensen doen: vallen, vechten, met stokken zwaaien, een vlag planten, aan tafel zitten, Julius Caesar zijn…

Aaron van Erp gaat realistisch om met de strijd van het bestaan door het te laten zien. Het gruwelijke is een onvermijdelijk aspect van het bestaan. De mythe van ‘het goede en het kwade’ is een valstrik die het schilderij verstoort. U weet het toch nog: het goede moet het slechte overwinnen, verslaan. Oorlog dus als excuus voor een beter leven! Met als gevolg de verheerlijking van het moorden als overwinningen te vieren. Wat zou Cándido López hiervan vinden? Goedheid, Slechtheid, Schoonheid en Waarheid, voor deze obsolete symboliek, deze vage abstracties, is geen plaats in het altijd echte leven van de kunst. De schilderkunst Aaron van Erp kent geen symboliek, geen afgemeten interpretatieschema’s, geen propaganda plaatjes en belerende scenes. Geen goed en geen kwaad. 

Wij bevinden ons in een hele grote pan, waar wij af en toe een lepel gevaarlijk dicht, vlak langs ons gezicht voorbij zien schieten. Als een bestuurder onder de drugs die 100 km per uur rijdt binnen de bebouwde kom. Wij zijn voortdurend in gevaar. Maar alles in de soep beweegt gelukkig in slow motion, als de kogel in een film van Sam Peckinpah. Daardoor hebben wij meer tijd, wij vechten ons langzaam door de dikke brei van kool en uien, aardappels en kreeft, vet en heel veel zout heen, totdat de houten lepel ons eindelijk op onze koppen slaat en tot bloedens toe verwondt. Het bloed geeft de soep een extra lichte, zoete smaak en een roze kleur. 

Henk Visch
Eindhoven, 21 oktober 2024
Top